Als je een auto hebt, kun je je misschien nog herinneren dat er nog geen tien jaar geleden bij elk tankstation een emmertje met een zeem stond waarmee je de insecten van de voorruit en bumper kon poetsen. Dat hoeft niet meer. Dit zou alarmbellen moeten laten rinkelen bij de weldenkende mens, maar het gaat kennelijk te langzaam — net als bij klimaatverandering eigenlijk. In plaats van de insecten als de kanarie in een kolenmijn te zien, gedragen wij ons als een kikker die in een pan met water die langzaam aan de kook wordt gebracht. We hebben het gewoon niet door.
De bijensterfte krijgt wel heel veel aandacht. Tenminste, de honingbij krijgt veel aandacht. Het lot van de wilde bij (solitaire bijen zoals de metselbij) en de hommel is kennelijk niet zo belangrijk. Noch die van de zweefvlieg. Toch zijn ook zij enorm nuttig voor ons mensen. De larven van zweefvliegen eten bijvoorbeeld heel veel luizen.
In de eerste maanden van 2016 zijn er 45 procent minder vlinders geteld dan het jaar ervoor”
Als direct gevolg van de terugval van de insecten, storten ook de vogelpopulaties in. Alles hangt met elkaar samen, je kunt niet de onderste kaart uit een kaartenhuis trekken en verwachten dat hij gewoon blijft staan. Je kunt niet aan de natuurwetten tornen.
Hoe meer pesticiden er gebruikt worden, hoe meer en giftigere pesticiden er nodig zijn. Zo treden en altijd resistenties op bij de insecten die de planten eten, onkruiden en ziekteverwekkende schimmels en bacteriën. Ironisch is het wel.